12.08.2012, 14:47
.
Als ik haar oogen zie wordt sprakeloos
Mijn mond, mijn ziel voor haar geluk Één Bede:
‘Geen wolk koom langs dit vlekloos blauw gegleden,
Gelijk geen kwaad haar ziel ter woning koos.’
Nooit kan ik in dat diepe' oneindig staren,
Of tranen, waar het koel verstand mee spot,
Komen en zeggen: ‘wil dit beeld bewaren,
Want wat gij dáár gezien hebt is van God.
En doet der schoonheid vocht mijn wimpers blinken,
En vraagt zij mij, waarom ik heb geschreid,
Dan zeg ik haar: ‘omdat Gij Godlijk zijt,
Omdat mijn ziel wil in uw ziel verzinken,
En ik U ziende, 't bitterst leed wil drinken,
Als ik maar bij U blijven mag áltijd.’
Als ik haar oogen zie wordt sprakeloos
Mijn mond, mijn ziel voor haar geluk Één Bede:
‘Geen wolk koom langs dit vlekloos blauw gegleden,
Gelijk geen kwaad haar ziel ter woning koos.’
Nooit kan ik in dat diepe' oneindig staren,
Of tranen, waar het koel verstand mee spot,
Komen en zeggen: ‘wil dit beeld bewaren,
Want wat gij dáár gezien hebt is van God.
En doet der schoonheid vocht mijn wimpers blinken,
En vraagt zij mij, waarom ik heb geschreid,
Dan zeg ik haar: ‘omdat Gij Godlijk zijt,
Omdat mijn ziel wil in uw ziel verzinken,
En ik U ziende, 't bitterst leed wil drinken,
Als ik maar bij U blijven mag áltijd.’