12.08.2012, 11:35
Marie Metz-Koning
1864-1926 Niederlande / Schweiz
Droeve oogen.
Uw oogen doen me aan doode bladers denken;
Aan najaars-bladers, bruin, van nat-beglansden,
Die langs alleen-gelaten lanen dansten,
Waar wilde wind ze waaide in dwarlend zwenken,
Tot ze eindlijk vielen, moe, en zich verschansten
Bij boomstam of in vore; waar ze wenken
Wel eenzame oogen, die in droef herdenken
De lanen inzien: de eenmaal groen-gekransten.
Mijn oogen waren eenzaam; en ze zagen
Uw oogen-bladers, waardeloos, verlaten,
Die winter-klagend in uw aanzicht lagen....
En tusschen blijde, en tusschen droever dingen
Voel ik nu telkens - mocht dit u maar baten! -
Dien stillen blik van doode bladers dringen.
1864-1926 Niederlande / Schweiz
Droeve oogen.
Uw oogen doen me aan doode bladers denken;
Aan najaars-bladers, bruin, van nat-beglansden,
Die langs alleen-gelaten lanen dansten,
Waar wilde wind ze waaide in dwarlend zwenken,
Tot ze eindlijk vielen, moe, en zich verschansten
Bij boomstam of in vore; waar ze wenken
Wel eenzame oogen, die in droef herdenken
De lanen inzien: de eenmaal groen-gekransten.
Mijn oogen waren eenzaam; en ze zagen
Uw oogen-bladers, waardeloos, verlaten,
Die winter-klagend in uw aanzicht lagen....
En tusschen blijde, en tusschen droever dingen
Voel ik nu telkens - mocht dit u maar baten! -
Dien stillen blik van doode bladers dringen.