12.08.2012, 10:09
.
Schoon is de zon, schoon is de gouden dag,
schoon zijn de menschen die daar gaan in 't licht;
elk schamel woord rijst als een zuivre lach,
elk schuw gebaar zwelt tot een trotsch gedicht.
Mijn hert klopt vroolijk, met versnelden slag,
en groeit, van duizend blijde droomen licht;
de vooglen jublen, waar 'k mijn schreden richt,
schoon is de wereld, waar ik wandlen mag.
Klaar vloeit het water, waar de diepten zijn
de spieglen van der heemlen zonneschijn,
en 't is, of uit de diepte een lied rijst, wonderschoon.
De klokken zingen, 't loover ruischt, de wind
is om mij heen gelijk een spelend kind,
de Vreugd regeert, de schoonheid draagt de kroon.
Schoon is de zon, schoon is de gouden dag,
schoon zijn de menschen die daar gaan in 't licht;
elk schamel woord rijst als een zuivre lach,
elk schuw gebaar zwelt tot een trotsch gedicht.
Mijn hert klopt vroolijk, met versnelden slag,
en groeit, van duizend blijde droomen licht;
de vooglen jublen, waar 'k mijn schreden richt,
schoon is de wereld, waar ik wandlen mag.
Klaar vloeit het water, waar de diepten zijn
de spieglen van der heemlen zonneschijn,
en 't is, of uit de diepte een lied rijst, wonderschoon.
De klokken zingen, 't loover ruischt, de wind
is om mij heen gelijk een spelend kind,
de Vreugd regeert, de schoonheid draagt de kroon.