Sonett-Forum

Normale Version: Sigurd (3)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Sigurd

I

Het vuur is wit en 't ijzer heet,

De smidse zoeft en vlammen slepen

Langs 't hout omhoog in schuinsche strepen...

Maar Sigurd, God, staat kloek en smeedt.



Op 't aanbeeld dreunt zijn machtig lied,

De hamer stormt, en Thor verwonderd

Denkt dat men Walhalla verdondert,

Maar Sigurd, God, en hoort dat niet.



Hij nijpt de tang naar zijne krachten,

Hij wringt het staal naar zijn gedachten,

En 't gloeiend staal gaat machtloos meê.



Zijn lijf is nat. Hij rust. 't Wordt zachte;

Hij grijpt nu 't zweerd dat hij verwachtte,

-Smijt 't aanbeeld met een kap in twee.



II


Wat dient me nu mijn zwaard en heel mijn macht?

Nu ben ik hooploos zwak, nu zijn mijn handen

Zoo leeg en laf - en 't is of 'k iets verwacht

Dat komen moet uit onbekende landen



En waar 'k niet tegen strijden durven zal.

Wat dient me nu mijn zwaard? De winden wiegen

Een zieklijk lied en triestig zwijgen al

De vogels - 'k voel dat wakkre woorden liegen



In mijne borst en dat ik vechten wil;

Maar 'k ben zoo maf en moe, zoo zoet en stil

En lijdend - 'k luister naar de blauwe boomen



Van verre, en inniger weet ik dat wat in

Mijn laatste scheemring komen moet, 't begin

Zal zijn van uwe ziel - en dat 't zal komen.





Bij ware dingen zijn er weêrom droomen,

Met jonger leutigheid en jonger wee,

En dalen zonnen, nieuwe zonnen doomen

En 'k waak of 'k rust zooals ik 't vroeger deê



De tijden gaan en andere tijden komen

Lijk eeuwge schepen over de eeuwge zee,

En hebben zij mijn herte veel ontnomen

Mijn herte gaat met alle tijden meê....



En als ik heenblik over 't grijs volbrachte

En al het lijden weervoel dat ik leê

En al de vreugde die me 't hert omlachte,



Daar staat gij, eenig schoon, met jeugd alomme

Uw voorhoofd, en ontlokene zonneblommen.

Maar gij blijft staan, en ik ga hooploos meê.