Sonett-Forum

Normale Version: ? - (1843): Sonnet aan haar
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Sonnet aan haar.
(Streng classiek.)


Schoon zijt gij, wen de roos met fierheid staat te pralen

In 't gouden hair, dat langs uw blanke slapen zweeft;

En voor den bloemenkrans, die 't lokkig hoofd omgeeft,

Verbleekt het schoonst gebloemt in Hollands blijde dalen.

Bij zulk een ciersel kan der paarlen pronk niet halen;

Geen diamanten tooi zoo groot een luister heeft,

Noch de onverwelkbre kroon, die aan den hemel beeft

En Theseus siddren doet bij d' aanblik van haar stralen.

Zoo schoon was voor mijn oog de lauwerkroon zelfs niet,

Die Delphi's groote God zijn gunstelingen biedt,

En 'k sloot voor zijne stem, die tot mij riep, mijn ooren.

En treft mij Phoebus' toorn, als 'k tot hem wederkeer,

Kom, Aemstels schoonste Spruit, hem in dien tooi te voren,

En hij werpt Daphne's krans voor uwe voeten neêr.