05.08.2012, 15:36
Claer blinkende Apoll’, die door u gulden stralen
Des werelts cloot verlicht, en duysternis verdrieft,
Soo dat de donck’re nacht, niet langher by ons blieft,
Als Aurora ontsluyt, de vensters van u salen,
VVaer door t’hem al verheugt, op bergh in bosch en dalen:
VVant al wat adem haelt, vvort door u licht gherieft:
Iae oock t’schier doode cruyt, in Vesta schoot verstieft,
Schijnt hem te rechten op, door u goudt glinst’rich pralen.
Maer dees u claerheyt al, en is te achten niet,
wanneer men vvel aenschout, vvanneer men vvel aensiet
De claerheyt van mijn vrou, die droefheyt can doen vluchten.
VVant sy niet t’oogh alleen: maer oock het hert verlicht,
Dat in mijn diepe borst bedooven leyt seer dicht,
Met eenen dicken damp, van vveenen, claghen, suchten.
Des werelts cloot verlicht, en duysternis verdrieft,
Soo dat de donck’re nacht, niet langher by ons blieft,
Als Aurora ontsluyt, de vensters van u salen,
VVaer door t’hem al verheugt, op bergh in bosch en dalen:
VVant al wat adem haelt, vvort door u licht gherieft:
Iae oock t’schier doode cruyt, in Vesta schoot verstieft,
Schijnt hem te rechten op, door u goudt glinst’rich pralen.
Maer dees u claerheyt al, en is te achten niet,
wanneer men vvel aenschout, vvanneer men vvel aensiet
De claerheyt van mijn vrou, die droefheyt can doen vluchten.
VVant sy niet t’oogh alleen: maer oock het hert verlicht,
Dat in mijn diepe borst bedooven leyt seer dicht,
Met eenen dicken damp, van vveenen, claghen, suchten.