Sonett-Forum

Normale Version: AAN MARIA. (3)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
AAN MARIA.


I.
O gij zijt schoon, en heerlijk is uw jeugd:
Een hemel lacht uit d'opslag uwer oogen;
Uw ideaal is Liefde - uw toekomst Vreugd:
Nooit hebt, en ook, nooit werdt ge nog bedrogen!
Heel 't menschdom mint ge: uw ebben wenkbraauwboogen
Bewolken zich bij 's naasten ongeneucht:
Uw boezem is een tempel, waar de Deugd
Geen offer dan haar waardig zou gedogen.
Gij zondigdet met woorden noch gedachten:
Elk uwer dawn getuigt van d'eedlen gloed
En 't rein gevoel, dat ge in uw binnenst' voedt:
Gelijk de pluim, die de onbesmette schachten
Der zwaan ontvalt, rond wie zich 't golfjen plooit,
Het kenmerk draagt der blankte, die haar tooit.

II.

't Zijn Vreugde en Hoop, die zeegnende u omgeven;
Nog droomt uw hart, en o, uw droom is zoet!
Gij kent alleen de lichtzij' van het leven:
Uw onschuld werpt op alles rozengloed !
Indien een traan uw kaken langs mag zweven,
't Is wijl ge een traan in andrer oog ontmoet —
0 , I wist ge 't nooit wat pijn een traan vaak doet,
Door twijfeling en zielstrijd uitgedreven!
Gij waant het niet, dat door uw schuldloosheid
Misschien uw ziel eens schriklijk wordt misleid,
Die God uit licht Zijns hemels scheen to vormen: —
Bevroedt het lam, dat langs de heide speelt,
Dat in zefier, wiens bloesemgeur hem streelt,
De orkaan ligt kiemt, die op hem neer zal stormen?

III.

Maar moog de neer u zulk een smart bewaren!
Uw rein geloof, uw godsvrucht wankle niet!
Dat nooit uw waan voor de ijsbre waarheid vlied' ! ....
Mocht 's haviks klaauw het schuldloos duifjen sparen!
Droom gij nog lang den droom der lentejaren!
Geniet den kelk, dien 't zoetst bedrog u biedt!
En o ontwaak in leed nosh zielsbezwaren:
Gij zijt to schoon voor wanhoop en verdriet!
En daarom is 't, dat ik d'Alvader smeke,
Dat tegen 't kwaad u nimmer kracht ontbreke –
De reinste valt als niet Gods macht hem refit:
Wel mag de sneeuw van uit den schoot der heemlen
In blank en dos en vlekloos nederweemlen,
Maar - wordt zij niet door 't slijk der Aard besmet?