Sonett-Forum

Normale Version: ADAM EN EVA (2)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
ADAM EN EVA.


I.

Toen 't kruis het bloed des Heiligen zag stroomen,
In wien ons God Zijn hoogste guest beschoor,
Omringde Hem een zwijgend englenchoor,
Een geestenrei van lang gestorven vroomen.
En hij, die eens uit de garde werd genomen,
Wiens voorhoofd blonk van koninklijken gloor,
Maar (ach, hoe ras!) de majesteit verloor,
Zoo smetloos uit des Scheppers hand gekomen -
Hij sprak: „De Boom uit Edens hernellucht,
" Die Goed en Kwaad deed kennen door zijn vrucht,
" Mag van dit kruis alleen de schaduw heeten.
" Dit, bovenal, dit leert mij Kwaad en Goed:
" Des Menschen schuld, zoo groot, zoo ongemeten,
" De Liefde Gods, die Naar verdwijnen doet!"

II.

En zij, zoo wreed door slangenlist bedrogen,
Die 't eerste zich tot zonde heeft verstout,
Maar ook het eerst geboet heeft en gerouwd ,
Stond daar en sprak , met tranen in heur oogen :
y Ook d' andren Boom , dien 'k eenmaal, opgetogen ,
On groene jeugd zag bloeien , onder 't goud
„Der balsemvolle vruchten neergebogen,
',Den Levensboom , heb ik in 't Kruis aanschouwd.
" Want onschuld , heil en onverderflijk leven ,
u Brengt Hij, die daar onschuldig hangt to sneven ,
m On s weder uit het eeuwig Vaderhuis.
„De Boom, die ons de Kennis heeft gegeven ,
Os met den Boom des Levens saamgeweven :
„Het gantsche Paradijs bloeit in dit Kruis !"