Sonett-Forum

Normale Version: Vrouwen (3)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Vrouwen.

I.

Wachten.

Ambrosisch geurt de blonde bloei der linden.

Maar 't meisje aan 't raam, dat bevend bang blijft toeven,

Kan niet de zoetheid van den zomer proeven,

Wijl hij vergeet - die, ver, met dronken vrinden,

Zit, in de herberg, op haar min te snoeven.

- ‘Neen, trouwen, rouwen! nooit laat ik mij binden!

Zij zal, als ik, een ander lief wel vinden!’

O hoorde zij 't, hoe zou 't haar ziel bedroeven!



In lindenschaduw naadrend, lacht de bode;

- ‘Geen brief van hem!’ En, bleek gelijk een doode,

Valt ze op de peluw, walgend van zijn kussen,

Haar liefde vloekend, wijl zij hém moet haten,

Die trouw beloofde en die haar kón verlaten -

En 't wild gesnik verbergt ze in 't brandend kussen.


II.

Twee Vrouwen.

In blank gewaad, een hyacinthenkroon

Ombloeiend roze 't blinkend brons der haren,

Antieke dansen, blij, op maat van snaren,

Herleven deed zij, gratievol en schoon.



Voor elk der edel-rhytmische gebaren

Ontving zij liefde, lof en goud als loon.

Paleizen won ze en geen bleef lang haar woon.

Haar slaven bogen, windbewogen âren.



Toen 'k uit de zaal, doorgalmd van jubel, trad,

Zag ik mijn heilige in haar kleed van deemoed,

't Gelaat doorgroefd van vroom verzwegen weemoed,

Een zieke steunende op haar lijdenspad.



En 'k voelde opeens: de weg door háar verkoren,

Stijgt óp naar 't land, waar leeft wie 'k heb verloren.


III.

Tulpenvrouwtje.

Hard snijdt de rij van daken 't hemelblauw.

Door de enge straat zwoegt moeizaam met een mand

Scharlaken tulpen van haar bloemenland,

Moe, kromgebogen, de oude weduwvrouw.



Loon zilvert schaarsch in 't bruin der ruige hand.

Haar roep omjoelt der knapen laf gebauw.

De weg was ver - Zij plukte, frisch van dauw,

De tulpen af, nog door haar man geplant.



Verschrikt door auto-hoorn en belgeweld,

Verlangt zij bang naar 't vredig huisje op 't veld.

- ‘Hoe leeft dat stadsvolk in zoo'n menschenkooi?



O lief Mevrouwtje! koop mijn mand toch leeg,

Dat licht de korf en zwaar mijn beursje weeg!

Maak ál uw kamers blij met lentemooi!’