Sonett-Forum

Normale Version: Toen lag ik in een donker hol gevangen
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Toen lag ik in een donker hol gevangen,

Vol stiklucht; waar zich bang mijn handen strekten,

Voelde ik hoe, klam, van ruige wanden lekten

Slijmrige droppels. - Heimlijk slopen slangen

Mij naderbij, een zwerm van felle insecten

Omwolkte en stak me. Uit onderaardsche gangen

Kwam, zieldoorhuivrend, galm van doodezangen,

Die in 't verwulfsel hollen weerklank wekten.



Ik hief tot God de machtelooze handen.

- Een andren god bracht ik mijn offeranden,

Gestrenge Wreker! werd te licht bevonden

Dit leedzwaar hart, dat riep om mededoogen,

Werd ik aldus verworpen en gebonden,

Straf niet met tragen marteldood mijn zonden!

Versla mij met éen bliksem van uw oogen!