Sonett-Forum

Normale Version: Ik hoorde uw stem, die sprak tot mij: (2)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
1.

Ik hoorde uw stem, die sprak tot mij: - ‘Nu kom

Deze' avond.’ En ik voelde een hand, die gaf

Me een vreemden sleutel. - Bevend wendde ik me af

En zocht verstrooiing in den menschendrom.

Doch ik verloor den sleutel van het graf,

Dien 'k in mijn boezem droeg. Toen keerde ik om

En zocht den sleutel van het heiligdom.

Op deze ontwijding volgde deze straf.



Ik vond dien sleutel van mysterie weer,

Waar marktvolk kocht wat waardevol het leek.

Hij lag in 't slijk, veracht, versmeten neer.

Door joelend woelen schreed ik, blijde en bleek,

Tot aan uw woning, doch mij bangde zeer

Voor steil een ladder, waar mijn tred bezweek.


2.

Ik hoorde omhoog uw stem en riep: - ‘Ik kom!

'k Vond weer den sleutel, dien uw hand mij gaf.’

Doch 'k stond halfweegs en kón niet verder - af

Wilde ik niet dalen naar den menschendrom.



Toen zag ik plots, verrezen uit het graf,

Mijn blonden broeder. - ‘Help mij!’ - ‘Keer weerom!’

Sprak hij, ‘den sleutel van het heiligdom

Hebt gij verloren, dies verdient gij straf.’



- ‘O broeder! 'k zocht en vond den sleutel weer.

Nu help mij stijgen waar te steil 't mij leek

Voor menschenvoeten.’ Lachend zag hij neer.

Ik stond verlamd en als een doode bleek.

Mijn hart alleen nog leefde en deê mij zeer.

Ik kon niet hooger - en mijn moed bezweek.