Sonett-Forum

Normale Version: Judas
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.

Ik, die mijn God verkocht voor dertig zilverlingen,

Voel branden in mijn hand het loon van laag verraad.

Moordrood van godebloed, verrijst de dageraad

Boven d'Olijventuin, waar vogels klagend zingen.



Ik wankel, zwaar van zonde. - O vloek der hel belaadt,

Doch wanhoop drijft mij voort en honend hoor ik klingen

De munten, springende óp met wilde rinkelingen,

Tot heel mijn wezen klam in zweet van schande baadt.



O 'k werp het bloedgeld weg, zijn beulen voor de voeten.

Verrader van mijn God, verafschuwd door 't Heelal,

Zal 'k met vrijwill'gen dood mijn gruwbaar misdrijf boeten.

Ik haat mij, lijf en ziel: te smaadlijk was mijn val.

De boom, waar Hij bij stond, toen hem mijn kus kwam groeten,

Moet zijn de boom van doem waaraan ik sterven zal.