Sonett-Forum

Normale Version: Grafdroom
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.


En voor een donker pasgedolven graf

Stonden wij hand in hand, mijn lief en ik.

De geur van de aard vervulde mij met schrik

En, duizlend, van dien afgrond wendde ik af

Naar hemelblauw en zomerzon mijn blik.

- O graf! gedoog nu - Leven maakt mij laf -

Dat 'k ál de bloemen, die mij Leven gaf,

Eer 'k in u afdaal, rond uw leegte schik.



Wel vloekte ik Leven, doch mijn levenshaat

Was van mijn Leven 't wreedgeslagen kind,

Dat balt de vuist naar Moeder, wen zij slaat,

Doch haat alleen wijl 't zoo wanhopig mint,

Verzoend door 't lachje op Moeders mooi gelaat,

In de armen snellend, die het open vindt.