02.08.2012, 16:30
.
Zwart, dreigend-zwart verrijzen de ijzren boomen
Uit gracht-plaveisel, olie-glad vernist.
Karmijnen seinen in den grijzen mist,
Als drakenoogen, doen mijn treden schromen.
De menschen gaan, een donkre schimmenrist,
Elk naar zijn eigen noodlot. - Vreemd, in doomen
Van aureole-paars, komt honend loomen
De wreede maan, een drijvende amethyst.
De zwarte boomen van mijn starre smarten,
De roode seinen van mijn rampen zijn 't.
Verleden-schimmen dwalen door mijns harten
Geheime wegen, waar de schemer kwijnt.
In 't maangelaat zie 'k mij het noodlot tarten,
Dat met zijn lach mijn bange ziel doorpijnt.
Zwart, dreigend-zwart verrijzen de ijzren boomen
Uit gracht-plaveisel, olie-glad vernist.
Karmijnen seinen in den grijzen mist,
Als drakenoogen, doen mijn treden schromen.
De menschen gaan, een donkre schimmenrist,
Elk naar zijn eigen noodlot. - Vreemd, in doomen
Van aureole-paars, komt honend loomen
De wreede maan, een drijvende amethyst.
De zwarte boomen van mijn starre smarten,
De roode seinen van mijn rampen zijn 't.
Verleden-schimmen dwalen door mijns harten
Geheime wegen, waar de schemer kwijnt.
In 't maangelaat zie 'k mij het noodlot tarten,
Dat met zijn lach mijn bange ziel doorpijnt.