Sonett-Forum

Normale Version: Wintergracht
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.


Zwart, dreigend-zwart verrijzen de ijzren boomen

Uit gracht-plaveisel, olie-glad vernist.

Karmijnen seinen in den grijzen mist,

Als drakenoogen, doen mijn treden schromen.



De menschen gaan, een donkre schimmenrist,

Elk naar zijn eigen noodlot. - Vreemd, in doomen

Van aureole-paars, komt honend loomen

De wreede maan, een drijvende amethyst.



De zwarte boomen van mijn starre smarten,

De roode seinen van mijn rampen zijn 't.

Verleden-schimmen dwalen door mijns harten

Geheime wegen, waar de schemer kwijnt.

In 't maangelaat zie 'k mij het noodlot tarten,

Dat met zijn lach mijn bange ziel doorpijnt.