01.08.2012, 18:38
Troost
'k Weet, wijl ik zing, waar andre vrouwen schreien,
In stilte, alleen, met heimlijk handenwringen,
Verwijt mij streng mijn lijden-lavend zingen
Wie ziet in zang maar kweelend spelemeien
Met rijm op rozen, lauwer en seringen.
O 'k voel u naadren, zwaaiend toovermeien,
Gewijde reien, die mijn ziel bevrijen,
Mijn blanke ziel, die donkre dwergen vingen.
Als andre vrouwen, na verholen weenen,
Kan, trotsch en kalm, ik 't hoofd ten hemel heffen.
Met zachten lach, als ware 't leed verdwenen,
Voel ik een vonk van Gods genâ mij treffen
In 't zingend hart. - Wil God mij 't lied verleenen,
Als godegave blijf ik 't lied beseffen.
'k Weet, wijl ik zing, waar andre vrouwen schreien,
In stilte, alleen, met heimlijk handenwringen,
Verwijt mij streng mijn lijden-lavend zingen
Wie ziet in zang maar kweelend spelemeien
Met rijm op rozen, lauwer en seringen.
O 'k voel u naadren, zwaaiend toovermeien,
Gewijde reien, die mijn ziel bevrijen,
Mijn blanke ziel, die donkre dwergen vingen.
Als andre vrouwen, na verholen weenen,
Kan, trotsch en kalm, ik 't hoofd ten hemel heffen.
Met zachten lach, als ware 't leed verdwenen,
Voel ik een vonk van Gods genâ mij treffen
In 't zingend hart. - Wil God mij 't lied verleenen,
Als godegave blijf ik 't lied beseffen.