Sonett-Forum

Normale Version: De zaan
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.



Hoe vroolijk wiekt de wit-en-roode molen,

Bij 't windbewogen blauwfluweelen water!

Een houtvlot geelt, een weigroen luchthuis staat er,

Waaronder wippe', uit bronzen golvenholen,

Blankzilvren vischjes; 't bruine bootje baadt er

De ranke romp in 't kabbelnat verscholen.

Uit ruim azuur, waar sneeuwen meeuwen dolen,

Maakt blije wind muziek van zeilgeklater.



Lieflokkend lachen de appelgroene huizen,

Als speelgoed klein gereid door kinderhanden,

In tuintjes koel, waar oude boomen suizen

Een oud verhaal uit kindjes-droomwaranden.



Ik wou wel wone' in éen van al die kluizen

En spelevare' en in den hemel landen.