01.08.2012, 13:04
.
Ik vroeg: - ‘O Toekomst! hebt gij heil voor mij?’
Zij lachte en sprak: - ‘Geloof aan mooie droomen!’
Doch ik: - ‘Mijn lot, of 't bitter weze of blij,
Is al beslist, ik wil geen waarheid schromen.’
Den rozesluier had ik haar ontnomen,
Haar droef gelaat werd bleek van medelij.
- ‘Geen dartle zoon zal u omhelzen komen,
Geen blonde dochter bloeien aan uw zij.
‘Toch zullen vele' u rijkgezegend wanen,
Wijl ge in uw lied uw leed vermooien moogt
En, als een kind met kralen doet, uw tranen
Tot paerelrijen saam te snoeren poogt.
En Nijd zal honen, breekt ge u nieuwe banen:
- ‘Wat baat uw kunst?’ wijl kunst geen tranen droogt.
Ik vroeg: - ‘O Toekomst! hebt gij heil voor mij?’
Zij lachte en sprak: - ‘Geloof aan mooie droomen!’
Doch ik: - ‘Mijn lot, of 't bitter weze of blij,
Is al beslist, ik wil geen waarheid schromen.’
Den rozesluier had ik haar ontnomen,
Haar droef gelaat werd bleek van medelij.
- ‘Geen dartle zoon zal u omhelzen komen,
Geen blonde dochter bloeien aan uw zij.
‘Toch zullen vele' u rijkgezegend wanen,
Wijl ge in uw lied uw leed vermooien moogt
En, als een kind met kralen doet, uw tranen
Tot paerelrijen saam te snoeren poogt.
En Nijd zal honen, breekt ge u nieuwe banen:
- ‘Wat baat uw kunst?’ wijl kunst geen tranen droogt.