Sonett-Forum

Normale Version: Dageraad
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.




Zie, dit gebeurde omtrent de vierde stonde,

Wen de Engel der Verschrikking wenkt de zijnen.

In leliemantel zag ik Hem verschijnen

Die eeuwig zwijgt, de bleeke zilverblonde

Engel des Doods. Wel kende ik hem: mijn pijnen

Omwuift zijn wiekslag, wen mijn foltersponde

Van koortsgloed vlamt en ál wordt stil in 't ronde,

Bij de eerste en teêrste paerlen schemerschijnen.



Doch daemonwreed voelde ik, dien nacht, hem nader,

Tot hij mij worgend vastgreep bij den gorgel.

En worstlend riep ik d'ál te verren Vader.



Plots, triomfantlijk, schalde hel geörgel....

Dood liet mij los, ik lag in luistrend beven.

De Morgen zong: ‘Hou' moed! nog móet gij leven!’