30.07.2012, 08:52
.
Een vreeselijke daemon heeft genomen,
Zacht binnenzwevende op fluweelen wieken,
Mij lijf en ziel, bij 't bevend daagraadskrieken. -
Hoe zal ik ooit zijn heerschappij ontkomen?
Van ál mijn dagen maakt hij arme zieken,
Die 't leven slepen en het sterven schromen;
Van ál mijn denken, bleeke weemoedsdroomen,
Moerasgewassen die naar wanhoop rieken.
Onmachtig mat en bleek van zelfverdedigen,
Lig ik ten prooi, van afschuw al bevrozen,
Zijn helle-omhelzingen die wreed beleedigen.
O 'k wil hem afstaan ál mijn vreugderozen,
'k Wil plechtig mij tot offerlam beëedigen,
Zoo hij mijn ziel niet sleurt in 't Rijk der Boozen.
Een vreeselijke daemon heeft genomen,
Zacht binnenzwevende op fluweelen wieken,
Mij lijf en ziel, bij 't bevend daagraadskrieken. -
Hoe zal ik ooit zijn heerschappij ontkomen?
Van ál mijn dagen maakt hij arme zieken,
Die 't leven slepen en het sterven schromen;
Van ál mijn denken, bleeke weemoedsdroomen,
Moerasgewassen die naar wanhoop rieken.
Onmachtig mat en bleek van zelfverdedigen,
Lig ik ten prooi, van afschuw al bevrozen,
Zijn helle-omhelzingen die wreed beleedigen.
O 'k wil hem afstaan ál mijn vreugderozen,
'k Wil plechtig mij tot offerlam beëedigen,
Zoo hij mijn ziel niet sleurt in 't Rijk der Boozen.