Sonett-Forum

Normale Version: Kruislijden (2)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Kruislijden.


I.

Ik torsch bergóp het kruis dat mij zal dragen.

'k Wil Christus volgen tot mij 't hart zal breken.

'k Wil held en god zijn en de wereld wreken,

Die weerloos viel in donkre zondelagen.



O bleeke stoet voor wie mijn tranen leken,

Aanzie mijn liefde aan 't kruis voor u geslagen!

Zwaar wegen de uren van drie stervensdagen.

Warm welt mijn bloed en stroomt in purperbeken.



Doch 'k voel mijn ziel van offerweelde blaken,

Als englen hoor 'k mijn reddingsdroomen juichen.

'k Zal zonder vrees mijn opperste' adem slaken.



O 'k zie de menschen vroom al 't aanschijn buigen

Over mijn voeten, hoop van schoon ontwaken,

Verwonderd, uit mijn roode wonden zuigen.



II.

Wee! wie mij 't liefst is mag ik niet bevrijden.

Hij weent mijn tranen en hij bloedt mijn wonden.

Mijn arme trots, zich wanend Godgezonden,

Knielt droef in 't stof, nu lijden leidt tot lijden.



Niet duizlen deed gejuich van duizend monden

Mijn buigend hoofd, mag hij zich niet verblijden.

Geen grooter glorie kan mijn ziel benijden

Dan 't heil van hem wien ze eeuwig is verbonden.



Dát is mijn kruis, te zwaar bergóp te dragen,

En de edik én de hoonkreet van mijn droomen

En door mijn vleesch de nagelen geslagen.



Wanneer van dít kruis word ik afgenomen?

Zoo lang duurt de angst van ál die stervensdagen.

Vader, laat de engel Azraël nu komen!