Sonett-Forum

Normale Version: Logen
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.



Ik lig gevangen in een net van logen,

En sterk als ijzer zijn de zijden mazen.

Wie 't óm mij wierp, lacht om mijn droef verbazen,

En vangt mij vaster in mijn machtloos pogen.



Balt toorn mijn vuist, hij laat mij dreigend razen

En ziet mij aan met klare, spotvolle oogen.

Schrei 'k om genâ, hij kent geen mededoogen:

Is mededoogen niet een deugd van dwazen?



Hij sleurt mij voort met korte, harde schokken,

En stoot mijn wil stuk tegen stugge wanden

Van hooge rotsen en basalten blokken.



Maar helscher dan de wreedheid van die handen

En van dat schoon gelaat met gouden lokken,

Martelt die lach, dien 'k in mijn ziel voel branden.