Sonett-Forum

Normale Version: RODIN EN RILKE
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Bij dageraad, eer vroegste voogIen kweeIen,
laan grootschen arbeid toog, vol trotsch genot,
De werker stoer, volbrengend Gods gebod,
Tot de avond zeeg, doortriId van scheppingsweelde,
Het aanzijn lovend om zijn eigen lot,
Dan, overschouwend hééI zijn volk van beelden,
Wie, kalm voldaan, zijn vaderhanden streelden,
Zich voelend blij hun koning en hun god.
Wel moest die Ievengever machtloos wanen,
Tot áldagstaak van ijvrig dichten manen
Den zachten zanger, dien hij niet verstond,
Die droeve en teelre, noode op aard gekomen,
Verbannen engel, die voor hemeldroomen
Had enkel 't woord, ontwijd door eiken mond.