Sonett-Forum

Normale Version: NAAR HET PLANTSOEN
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Gekromd, zacht momplend, stromplend met haar stokje.
Ontkomt zij 't wreed gevaarlijk straatgewoel.
Bereikt is de oude bank, haar troostrijk doel.
Ze ontvlood de broeiïng van haar zolderhokje,
Waar hing de Iucht beklemmend zwaar en zoel.
Van ver een kerk tampt vroom een bedeklokje.
Vaalzwart de mantel over 't rosbruin rokje,
Rust ze op haar plekje, geurig, lommerkoel.
Tevreden zit zij, tot áe zon gaat tanen
En 't blinkend slootje vloeit vol avondgoud
En kijkt, al mijmrend, in het wandelwoud.
Daar Ieidt een zoon zijn moeder door de lanen --
Dan schrijnt haar hart, vol ongestelde tranen,
Dan voelt zij zich verlaten, moe en oud.