Sonett-Forum

Normale Version: HET VERBORGEN VERBOND (3)
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
I

DE WERELD

Bloemen en wolken, voile pleinen,
Het groen van de aarde en licht van oogen
Hebben mij altijd diep bewogen
En nooit zal ik hun roem verkleinen.
Maar't ruimtloos rijk dat zij omheinen,
Mijn droomrijk, hield mij opgetogen:
Daar volgde ik, daar werd niets tot logen,
Daar zag ik stof tot vorm verreinen.
Dan, toen ik enkel nog aandachtig
Voor 't eigen innerlijk, mij waande
Aan niets dan aan mijzelf gebonden,
Heb ik diepst in me uw beeld gevonden,
o Wereld, en ik wist me eendrachtig
Met u van eeuwigheid bestaande.


II

DE VERFOEIDEN

Eens zat ik in mijzelf verslonden
Aan't innerlijk gezicht geboeid:
De wereld die mij had vermoeid
Bewoog niet tot die diepste gronden.
Toen zag ik hen die zijwaarts stonden:
Gelaten die ik had verfoeid,
Door doom omrankt, door bloed besproeid
Dat druppelde uit gehate wonden.
Zal ik die wonden gaan verbinden
En met mij n hand hun lij f beroeren
En helpen wie ik niet verstond? -
Ik lag de doeken al to ontwinden,
Ik droeg hun lichaam op mij n schoeren,
Ik wiesch ze en kuste ze op de mond.


III

DE STORM

Toen kwam opeens de storm bij nacht:
Een achtergrond van bloedig rood
Waarlangs een Witte bliksem schoot;
De heuvien golf den en een klacht,
Een kreunen werd daar voortgebracht,
Alsof voor de eerste maal ontsloot
De weg naar een verborgen schoot
En nu begon de zware dracht.
En in een diep en donke y dal
Waar angst was en bevrediging
Dronk ik de nacht die traag verging,
En toen de zon omsluierd glom
Was alles anders en de kom
Van 't land vreemd als een nieuw heelal.