Sonett-Forum

Normale Version: DE ADELAAR EN PROMETHEUS
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Geheven had ik mij zoo hoog zoo hoog
Dat de aard lag als op boom van luchtezee.
En wijl ik langzaam op mijn vleugels glee
Kon ik met scherp en onverblindbaar oog
Zien dat omlaag jets maar niet wat bewoog.
Toen zag ik, dalend, aan een zwarte stee
Van rots, een hangend menschelijf, dat dee
Zijn lever uit zich zwellen. Ik bevloog
Dat aas en vrat maar 't groeide telkens weer.
Ik zat verzadigd en ik wist voortaan
Dat menschentrots en -hoogmoed, onverdaan
Door leed en ketens en verneedring, meer
Kan groeien dan, verzaad met vleesch en bloed,
De honger van een godenvogel doet.