26.09.2010, 10:06
Wet-houder-leerling naast den achtbren Bunk,
Gij meent een heer te zijn met hoogen hoed op,
Die tegen 's Levens Goddelijken Vloed op
Te staan poogt, mannekijn vol eigen-dunk.
Ja, Ja, gij zijt een mannetje vol dunk
Van uw klein pietrig zelfje. 'k Zal een voet op
Uw kleine kopje zetten, dat 'k een roede op
U kon neerklettren doen, o eigendunk-
lijk vuil, laffelijk-usurpeerend Mofje,
Dat winkel-dienen moest in ons Sterk Huis,
Ons Land dat is als een besteedling-huis,
Goedig, groot-moedig voor uw volk.... Wat bof je!
Gij dor barbaartj', hier heelemaal niet thuis,
Gij, met uw hoed op, voor Mevrouw Versluys.
Gij meent een heer te zijn met hoogen hoed op,
Die tegen 's Levens Goddelijken Vloed op
Te staan poogt, mannekijn vol eigen-dunk.
Ja, Ja, gij zijt een mannetje vol dunk
Van uw klein pietrig zelfje. 'k Zal een voet op
Uw kleine kopje zetten, dat 'k een roede op
U kon neerklettren doen, o eigendunk-
lijk vuil, laffelijk-usurpeerend Mofje,
Dat winkel-dienen moest in ons Sterk Huis,
Ons Land dat is als een besteedling-huis,
Goedig, groot-moedig voor uw volk.... Wat bof je!
Gij dor barbaartj', hier heelemaal niet thuis,
Gij, met uw hoed op, voor Mevrouw Versluys.