Sonett-Forum

Normale Version: O Menschjes klein, die tegen 't mensch-zijn aanschreeuwt,
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
O Menschjes klein, die tegen 't mensch-zijn aanschreeuwt,
Als waar 't puur mensch-zijn maar 'n gewoon afreeknen
Slimlijk en bazig met wie niets beteeknen
Zouden dan die, tot wie men door een raam schreeuwt,

Dat men niets noodig heeft. O wie een vaan heeft
Groot-vorstlijk hoog, waar hij zich zelf met teeknen
Van roem beglorieën mee kan! O, schaam-beeft,
Gij allen, die niets kunt dan laf bereeknen,

Ik heb geleerd dees weerld en haar slecht' menschjes
Doorziend-te-weze', en blijven een sterk man,
Die doet, wat moet en hij niet laten kan.

Neen, menschen, menschjes, menschjes niet, maar drensjes
Om wat in Hooger Hand ligt, wilt een eerlijk
En needrig dienaar zijn van God hoóg-heerlijk.