26.09.2010, 09:53
'k Ben maar 'n arm jongetje, door God geholpen,
In het zacht-droevig en woest-wildlijk tevens,
Maar toch geduldig ondergaan zijns Levens,
Dat was een jacht-rit, niet voor menschen, wolven,
Achter me gierend, het gebit eens even 's
Wettende gruwlijk tegen mij, bedolven
In mijn verdrietig-zijn om de' ernst der Levens. -
O, die u-zelf onder bestofte stolpen
Zet om uw kleinlijk mensch-zijn te verbergen,
Omdat gij bang zijt uw diepst zelf te ontblooten,
- Wat trouwens geen echt mensch van u zou vergen,
Omdat zij 't wisten reeds sinds lang, - verstooten
Als gij zijt door elk mensch, dat nog zich ergren
Kan aan ú, jammerlijk geslacht van dwergen.
In het zacht-droevig en woest-wildlijk tevens,
Maar toch geduldig ondergaan zijns Levens,
Dat was een jacht-rit, niet voor menschen, wolven,
Achter me gierend, het gebit eens even 's
Wettende gruwlijk tegen mij, bedolven
In mijn verdrietig-zijn om de' ernst der Levens. -
O, die u-zelf onder bestofte stolpen
Zet om uw kleinlijk mensch-zijn te verbergen,
Omdat gij bang zijt uw diepst zelf te ontblooten,
- Wat trouwens geen echt mensch van u zou vergen,
Omdat zij 't wisten reeds sinds lang, - verstooten
Als gij zijt door elk mensch, dat nog zich ergren
Kan aan ú, jammerlijk geslacht van dwergen.