Sonett-Forum

Normale Version: HET STILLE EILAND
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
HET STILLE EILAND

Het klokjen luidt zacht in den milden morgen,
Zomer en Zondag, al het weekwerk rust,
De visschersschepen liggen op de kust
Getrokken hoog voor vloed en wind geborgen

Vrouwen en Visschers in hun beste kleeren,
Als biddend reeds, zóó rustig, langs den weg,
Die zonnig windt tusschen akker en heg,
Komen naar 't dorpjen, hunnen God ter eere.

Het klokjen trilt uit. Heel het land wordt stil,
Zij, die gelooven, bidden één van wil,
En één van hart, hun bee, die vrede laat.

Waarom ik dan, ontzenuwd stedenkind,
In 't huis des Heeren niet ook vrede vind
Voor 't vreeloos hart, dat altijd wreeder slaat?