Sonett-Forum

Normale Version: IN DEN ZEESTORM
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
IN DEN ZEESTORM

Hoorden wij wind en zee stormen; het land
Sidderde diep en smalgebouwde dorpen
Achter het duin beefden onder de worpen
Van grof water doffend op het veeg strand.

Toen heeft al angst de dorpers opgeschoten,
Vrouwen en kindren, vriend en vreemd, des morgens
Op 't duistre duin, hoofd dof, harten vol zorgens,
Zochten ontzind naar de overvallen booten.

Wie bleef? Wie keert? De zee regent verscheurd
Water en schuim, dat slaat onze oogen blind,
Geen schip van 't dorp, dat zulke zeeën bouwt.

Als stormwind stilt, guur water kalmer kleurt,
Deint lijk van wat eens man was, broer of vrind,
Dat schommelt week tusschen wat spoelend hout.