Sonett-Forum

Normale Version: Augustus
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Hij nu genoot de volheid: als de bijen
Vloog 't af en aan, 't gonst zwaar daar in de tuinen,
In 't gonzen stemmen, en de buige-kruinen
Zij vallen beurtlings schijnbaar naar al zijen;

De maajers werken; in het al-vermeijen
Kijkende de oogen; als de fell' bazuinen
Schalt 't in de fladder-berken, van de kruinen
Der bergen valt 't op vlakten. Dit verblijen

Vond één man, slank wang-bleekig; - en een mann'tje
Kaal-kruinig, breed, krom-armig, die 't rumoerig
Leven wel kend', stad, beemd, luidende volheid, -
En nog een ander mann'tje, liefdspraak, - en dan 't manne'tje
Die 't al liet leven, en liet staan 't uitvoerig
Levens-lijk-denkmaal van zijn volte en holheid.